Door een stevige internetstoring in huize Bewuste Eenvoud was het een tijdje erg rustig op mijn weblog. Eigenlijk was de internetloze periode niet meer dan een weekje, maar ik schrok van de effecten ervan. We hadden als gezin min of meer last van afkick-verschijnselen: niet bij mails kunnen, geen geld kunnen overmaken, niet snel iets op kunnen zoeken, niet op de hoogte blijven van het wel en wee van echte en digitale bekenden. We hadden collectief last van gevoelens van onrust en de neiging om op het werk of op school de informatieachterstand in te halen.
Het werd me pas na een paar dagen duidelijk dat hier iets grondig mis was: mijn digitale leven speelt zo'n grote rol dat ik er min of meer van afhankelijk ben geworden. Voor een deel heb ik internet om praktische redenen nodig: om te kunnen werken, voor mijn betalingen en administratie. De rest van mijn internetgebruik is puur recreatief.
Via internet zijn prikkels 24 uur per dag, 7 dagen per week beschikbaar. Je hoeft je er niet voor aan te kleden, je hoeft er de deur niet voor uit en als je zou willen hoef je geen enkel menselijk contact meer aan te gaan in het echte leven. In tegenstelling tot de tv (die andere vrijetijdsvampier) is er altijd iets leuks op te vinden en kun je op internet zelf op zoek naar anders, interessanter of spannender. De televisiezapcultuur is voor watjes; via internet heb je volledig de regie over de prikkels die je opzoekt en kun je alle filmpjes, muziek of informatie vinden die je wilt en verder zappen als je het zat bent. Al surfend rol je van de ene prikkel naar de volgende en voor je het weet is het laat.
Hoe langer ik er over nadenk hoe meer ik tot de conclusie kom dat mijn internetgebruik vaak een soort verkapte verveling is. Ik heb als ik 's avonds laat de laptop uitzet onterecht het idee dat ik met anderen heb gecommuniceerd, dat ik "bij" ben en dat ik me ontspannen heb. Maar als ik eens kritisch bijhoud wat ik nou daadwerkelijk doe op internet kom ik tot de conclusie dat al mijn niet-zakelijk gebruik grotendeels tijdverspilling is. En een tijdverspilling waar ik klaarblijkelijk zo lastig zonder kan dat ik me onrustig voel als ik er een tijdje niet bij kan. Internet maakt me overprikkeld, zonder dat ik het door heb. En kennelijk zijn deze prikkels op een bepaalde manier verslavend; je hoeft nooit de confrontatie met de stilte en daarmee de confrontatie met jezelf aan.
Vandaar dat het hier rustig is geweest: ik heb mezelf op rantsoen gezet. Of anders gezegd: ik heb een tijdje een bewust internet-vasten ingebouwd. In mijn streven om onafhankelijk te zijn past het niet om een internetverslaving te ontwikkelen. Het is niet zo dat ik in het vervolg internet helemaal afschaf (zo ernstig is het nou ook weer niet met me), maar ik probeer mijn internetgebruik te beperken tot een paar avonden per week een uurtje. Dat is net een mooie balans tussen bewust inspiratie opdoen op een paar sites die écht iets toevoegen en het verdwalen in een digitaal woud van slappe filmpjes en informatie waar ik niet naar op zoek was. Dat betekent overigens niet dat ik het bloggen opgeef. In tegendeel: voor het eerst sinds tijden heb ik de afgelopen weken een paar heuse boeken uitgelezen en daarmee zoveel inspiratie opgedaan dat ik weer voor weken genoeg stof heb om over na te denken en te schrijven!
Hoe zit dat met jullie internetgebruik? Herkennen jullie het dat je soms zomaar een avond kwijt bent? En hoe ga je in het algemeen met internetgebruik om?
29 maart 2012
17 maart 2012
tuin-evolutie
Ik woon in de stad en ben gezegend met een bescheiden tuin, een houten vlondertje aan een sloot en een dakterras. Toen ik hier precies tien jaar geleden kwam wonen was de tuin niet meer dan een zandhoop met veel puin. Omdat de kinderen nog heel klein waren besloten we een klein stukje gras aan te leggen waar ze op konden dollen en verder de boel als terras te bestraten. Naast het terras kwamen twee zeer bescheiden borders waar ik wat éénjarig spul in plantte om het op te vrolijken.
Maar ik werd gegrepen door het tuiniervirus en al snel bleken de twee kleine borders niet genoeg om mijn ei in kwijt te kunnen. Ieder seizoen werden stukjes gazon afgestoken om er planten in te zetten, tot ik zo’n vijf jaar geleden besloot het gazon er maar helemaal uit te halen. Stukje bij beetje stak ik vierkante lapjes gras af, keerde het om en voorzag het van een organische bovenlaag. Een seizoen ging voorbij en het volgende voorjaar had ik een prachtig, grasvrij stuk zwarte aarde.
Onder de dunne bovenste laag was echter nog steeds sprake van zilvergrijs zand en puin; prima om te bestraten (waar de meeste mensen in deze buurt voor kiezen), maar niet als vruchtbare basis voor een oase van planten. De bokashibak deed zijn intrede in ons huis. Iedere keer dat de inhoud van een goed gevulde bokashibak werd ingegraven in de tuin, verbaasde ik me dat het in een paar weken volledig transformeerde tot perfecte zwarte, vruchtbare aarde dat wemelde van de wormen. Bij het aanplanten van iedere nieuwe plant werd het gat eerst voorzien van een basislaag bokashi, dan wat aarde en dan de plant. En dat bleek in perfecte, sterke planten te resulteren.
Na het eerste seizoen bokashituinieren was het aanvankelijk dunne vruchtbare bovenlaagje van een centimeter of tien aangegroeid tot ongeveer vijfentwintig centimeter. Ieder seizoen groeide door inspoelen, wormen en aanvullen van het organisch materiaal de vruchtbare laag verder aan en verbeterde de kwaliteit en het bodemleven.
In de zomer 2008 gooiden we als gezin het roer om en besloten we van consument zoveel mogelijk te transformeren tot producent. Biologisch eten uit het seizoen stond hoog op ons verlanglijstje. Aangezien het biologische groenteabonnement behoorlijk duur was en bovendien een dorp verderop moest worden opgehaald (wat dan vaak weer met de auto gebeurde) huurde ik een stukje moestuin in de buurt. Eenmaal kennisgemaakt met hoe makkelijk én leuk het was om je eigen eten te verbouwen, begon ook de huis-tuin-en-keukentuin langzaam maar zeker te transformeren. Tussen de sierplanten kwamen steeds vaker potten met sla te staan en ook het kruidentuintje deed zijn intrede om nooit meer weg te gaan. Op de oprit kwamen kuipen met kleine maar zéér productieve fruitbomen, er kwam een koude bak om het seizoen te verlengen, er werd een framboos en een braam aangeplant.
Afgelopen zomer namen de eetbare planten voor het eerst de overhand en stond er snijbiet tussen de hosta’s, venkel naast het siergras en kronkelden de pompoenen tussen de bloemen door. Op de oprit stonden potten met diverse soorten tomaten en een grote kuip met aardappelen. Met ingang van dit jaar heb ik mijn moestuin opgezegd en ga ik alleen nog maar aan huis tuinieren. Dat betekent dat ik me bij iedere plant die de grond in gaat afvraag wat hij voor waarde kan geven aan mijn wens om te produceren in plaats van te consumeren: is hij eetbaar? Zo niet, is hij aantrekkelijk voor bijen of andere bestuivende insecten? Houdt de plant plagen bij andere, eetbare, soorten op afstand?
Op het dakterras, dat vanwege wind tamelijk onherbergzaam is, heb ik een paar weken geleden grote bakken met aardpeer neergezet die als windkering gaan dienen. Zodra deze aanslaan en de temperaturen buiten nog wat stijgen komt in de luwte daar achter een houten vierkante meter-tuin met allerhande groenten en kruiden die veel zonne-uren per dag nodig hebben.
Zo heeft mijn tuin zich ontwikkeld van praktische gezinstuin tot de producerende stadstuin die het inmiddels is geworden, onder het motto: hoezo ruimtegebrek? Uiteraard is het niet voldoende oppervlak om volledig onafhankelijk te worden van de groenteboer, maar in het hoogseizoen komt het zeker voor dat ik de supermarkt een aantal weken niet van binnen zie. En er is echt niets zo lekker als een roerbakschotel uit eigen tuin.
Maar ik werd gegrepen door het tuiniervirus en al snel bleken de twee kleine borders niet genoeg om mijn ei in kwijt te kunnen. Ieder seizoen werden stukjes gazon afgestoken om er planten in te zetten, tot ik zo’n vijf jaar geleden besloot het gazon er maar helemaal uit te halen. Stukje bij beetje stak ik vierkante lapjes gras af, keerde het om en voorzag het van een organische bovenlaag. Een seizoen ging voorbij en het volgende voorjaar had ik een prachtig, grasvrij stuk zwarte aarde.
Onder de dunne bovenste laag was echter nog steeds sprake van zilvergrijs zand en puin; prima om te bestraten (waar de meeste mensen in deze buurt voor kiezen), maar niet als vruchtbare basis voor een oase van planten. De bokashibak deed zijn intrede in ons huis. Iedere keer dat de inhoud van een goed gevulde bokashibak werd ingegraven in de tuin, verbaasde ik me dat het in een paar weken volledig transformeerde tot perfecte zwarte, vruchtbare aarde dat wemelde van de wormen. Bij het aanplanten van iedere nieuwe plant werd het gat eerst voorzien van een basislaag bokashi, dan wat aarde en dan de plant. En dat bleek in perfecte, sterke planten te resulteren.
Na het eerste seizoen bokashituinieren was het aanvankelijk dunne vruchtbare bovenlaagje van een centimeter of tien aangegroeid tot ongeveer vijfentwintig centimeter. Ieder seizoen groeide door inspoelen, wormen en aanvullen van het organisch materiaal de vruchtbare laag verder aan en verbeterde de kwaliteit en het bodemleven.
In de zomer 2008 gooiden we als gezin het roer om en besloten we van consument zoveel mogelijk te transformeren tot producent. Biologisch eten uit het seizoen stond hoog op ons verlanglijstje. Aangezien het biologische groenteabonnement behoorlijk duur was en bovendien een dorp verderop moest worden opgehaald (wat dan vaak weer met de auto gebeurde) huurde ik een stukje moestuin in de buurt. Eenmaal kennisgemaakt met hoe makkelijk én leuk het was om je eigen eten te verbouwen, begon ook de huis-tuin-en-keukentuin langzaam maar zeker te transformeren. Tussen de sierplanten kwamen steeds vaker potten met sla te staan en ook het kruidentuintje deed zijn intrede om nooit meer weg te gaan. Op de oprit kwamen kuipen met kleine maar zéér productieve fruitbomen, er kwam een koude bak om het seizoen te verlengen, er werd een framboos en een braam aangeplant.
Afgelopen zomer namen de eetbare planten voor het eerst de overhand en stond er snijbiet tussen de hosta’s, venkel naast het siergras en kronkelden de pompoenen tussen de bloemen door. Op de oprit stonden potten met diverse soorten tomaten en een grote kuip met aardappelen. Met ingang van dit jaar heb ik mijn moestuin opgezegd en ga ik alleen nog maar aan huis tuinieren. Dat betekent dat ik me bij iedere plant die de grond in gaat afvraag wat hij voor waarde kan geven aan mijn wens om te produceren in plaats van te consumeren: is hij eetbaar? Zo niet, is hij aantrekkelijk voor bijen of andere bestuivende insecten? Houdt de plant plagen bij andere, eetbare, soorten op afstand?
Op het dakterras, dat vanwege wind tamelijk onherbergzaam is, heb ik een paar weken geleden grote bakken met aardpeer neergezet die als windkering gaan dienen. Zodra deze aanslaan en de temperaturen buiten nog wat stijgen komt in de luwte daar achter een houten vierkante meter-tuin met allerhande groenten en kruiden die veel zonne-uren per dag nodig hebben.
Zo heeft mijn tuin zich ontwikkeld van praktische gezinstuin tot de producerende stadstuin die het inmiddels is geworden, onder het motto: hoezo ruimtegebrek? Uiteraard is het niet voldoende oppervlak om volledig onafhankelijk te worden van de groenteboer, maar in het hoogseizoen komt het zeker voor dat ik de supermarkt een aantal weken niet van binnen zie. En er is echt niets zo lekker als een roerbakschotel uit eigen tuin.
maart 2012 |
14 maart 2012
wormenbak
Ieder seizoen probeer ik meer te leren over composteren en over de beginselen van permacultuur (waarover later meer). Al heel lang heb ik de stille wens om een wormenbak te beginnen, maar tijd en wat andere praktische noodzakelijkheden ontbraken. De afgelopen weken ben ik ziek geweest en had ik eindelijk de tijd om me er eens verder in te verdiepen en sinds vandaag ben ik de trotse eigenaar van een heuse wormenbak.
Compost is wat mij betreft één van de grote wonderen van de natuur. Bette Midler verwoordt het theatraler:
"My whole life has been spent waiting for an epiphany, a manifestation of God's presence, the kind of transcendent, magical experience that let's you see your place in the big picture. And that is what I had with my first compost heap." In een tuin met een composthoop maak je de hele cyclus mee van aarde tot voedsel tot aarde. En wat voor aarde. Compost is in mijn beleving niet minder dan diepbruin goud. Mijn tuin en alle goed gevulde potten floreren op het kruimige goedje.
Maar in een stadstuin zoals de mijne geeft een composthoop snel overlast, dus nu ik mijn volkstuin heb opgezegd zoek ik naar andere manieren om aan het waardevolle goedje te komen. In de keuken staat al sinds jaar en dag een bokashibak, maar met een wormenbak kan ik mijn composteertechnieken nog een level verder brengen. Bovendien hebben we met een gezin van vier de bokashibak snel vol en zijn andere mogelijkheden om keukenafval te transformeren meer dan welkom. Sinds ik me bezighoud met composteren zie ik al het organische afval uit mijn omgeving als potentieel goud voor mijn tuin en kan ik het niet goed aanzien als mensen klokhuizen in een "normale" afvalbak gooien. Het is een beetje een obsessie geworden.
Een wormenbak, de naam zegt het al, is een bak met wormen waar je je keukenafval in kwijt kunt. Het zijn geen gewone regenwormen, maar de rode wormen met ringen die je vaak in composthopen vindt. Deze worden ook wel tijgerwormen genoemd. GFT-afval wordt in eerste instantie voor een deel afgebroken door micro-organismen. Zodra het half verteerd is, wordt het eetbaar voor wormen. Door het gekrioel van de wormen wordt de organische substantie lekker luchtig en de uitwerpselen van de wormen maken kruimige, vruchtbare compost. Keukenafval bestaat voor 80% uit water en zodra de bacteriën in de bak aan de slag gaan met het afval dan komt het vocht vrij. Dit sijpelt door de bak en komt onderin de wormenbak terecht als zogenaamd percolaat: een vloeibare plantenvoeding die, verdund met water in de verhouding 1 op 10, als vloeibare mest gebruikt kan worden.
De bak wordt opgestart in lagen: eerst wordt een beddinglaag aangebracht die bijvoorbeeld bestaat uit stro, houtsnippers of krantensnippers. De stukken mogen niet groter zijn dan vijf centimeter. Daar bovenop komt een laag startmateriaal met een paar honderd compostwormen en tot slot een paar handjes vers keukenafval. Vervolgens laat je de bak een paar weken met rust om de wormen de tijd te gunnen zich aan te passen aan de nieuwe omgeving. Als de wormen na een paar weken gewend zijn kunnen ze per dag hun lichaamsgewicht aan GFT verwerken en na een maand of twee kun je de eerste keer het percolaat aftappen. Het vullen van een volledige, gecomposteerde bak duurt een maand of acht.
Bokashicompost en wormcomposteren hebben een aantal overeenkomstige voordelen:
Ik ben ontzettend blij met mijn 500 nieuwe huisgenoten en ik zal over een paar weken een update plaatsen over mijn ervaringen als startende wormenboerin.
Compost is wat mij betreft één van de grote wonderen van de natuur. Bette Midler verwoordt het theatraler:
"My whole life has been spent waiting for an epiphany, a manifestation of God's presence, the kind of transcendent, magical experience that let's you see your place in the big picture. And that is what I had with my first compost heap." In een tuin met een composthoop maak je de hele cyclus mee van aarde tot voedsel tot aarde. En wat voor aarde. Compost is in mijn beleving niet minder dan diepbruin goud. Mijn tuin en alle goed gevulde potten floreren op het kruimige goedje.
Maar in een stadstuin zoals de mijne geeft een composthoop snel overlast, dus nu ik mijn volkstuin heb opgezegd zoek ik naar andere manieren om aan het waardevolle goedje te komen. In de keuken staat al sinds jaar en dag een bokashibak, maar met een wormenbak kan ik mijn composteertechnieken nog een level verder brengen. Bovendien hebben we met een gezin van vier de bokashibak snel vol en zijn andere mogelijkheden om keukenafval te transformeren meer dan welkom. Sinds ik me bezighoud met composteren zie ik al het organische afval uit mijn omgeving als potentieel goud voor mijn tuin en kan ik het niet goed aanzien als mensen klokhuizen in een "normale" afvalbak gooien. Het is een beetje een obsessie geworden.
Een wormenbak, de naam zegt het al, is een bak met wormen waar je je keukenafval in kwijt kunt. Het zijn geen gewone regenwormen, maar de rode wormen met ringen die je vaak in composthopen vindt. Deze worden ook wel tijgerwormen genoemd. GFT-afval wordt in eerste instantie voor een deel afgebroken door micro-organismen. Zodra het half verteerd is, wordt het eetbaar voor wormen. Door het gekrioel van de wormen wordt de organische substantie lekker luchtig en de uitwerpselen van de wormen maken kruimige, vruchtbare compost. Keukenafval bestaat voor 80% uit water en zodra de bacteriën in de bak aan de slag gaan met het afval dan komt het vocht vrij. Dit sijpelt door de bak en komt onderin de wormenbak terecht als zogenaamd percolaat: een vloeibare plantenvoeding die, verdund met water in de verhouding 1 op 10, als vloeibare mest gebruikt kan worden.
De bak wordt opgestart in lagen: eerst wordt een beddinglaag aangebracht die bijvoorbeeld bestaat uit stro, houtsnippers of krantensnippers. De stukken mogen niet groter zijn dan vijf centimeter. Daar bovenop komt een laag startmateriaal met een paar honderd compostwormen en tot slot een paar handjes vers keukenafval. Vervolgens laat je de bak een paar weken met rust om de wormen de tijd te gunnen zich aan te passen aan de nieuwe omgeving. Als de wormen na een paar weken gewend zijn kunnen ze per dag hun lichaamsgewicht aan GFT verwerken en na een maand of twee kun je de eerste keer het percolaat aftappen. Het vullen van een volledige, gecomposteerde bak duurt een maand of acht.
Bokashicompost en wormcomposteren hebben een aantal overeenkomstige voordelen:
- het neemt relatief weinig ruimte in en is daarmee geschikt voor mensen met weinig of geen buitenruimte
- beide bakken "lusten" groente- en fruitresten, thee en koffiedik, eierschalen en verwelkte bloemen
- je hebt geen grote hoeveelheden afval nodig om er mee te starten. Het is ook geschikt voor een éénpersoonshuishouden
- het is eenvoudig. Als je de benodigde materialen in huis hebt én je hebt verdiept in de beginselen dan kun je zo aan de slag
- beide bakken produceren een vloeistof als bijproduct die verdund heel goed gebruikt kan worden als plantenvoeding
Ik ben ontzettend blij met mijn 500 nieuwe huisgenoten en ik zal over een paar weken een update plaatsen over mijn ervaringen als startende wormenboerin.
10 maart 2012
Abonneren op:
Posts (Atom)